No go areas? Daar wil ik heen!

Bennie Beuvink over professionele ruimte. 

“Ik vind dat een ander niet kan bepalen of jij meer professionele ruimte nodig hebt. Dan is de balans al verstoord en is er sprake van een vader-kind verhouding. Goed politiewerk komt vanuit jezelf. Het is een gedrevenheid en begint met een koortsachtig zoeken.”

Bennie Beuvink is expert en coach van wijkagenten. Jaren terug hebben we elkaar leren kennen door een email die hij stuurde met als titel ‘een berichtje vanuit de nachtdienst’. Hij was aan het googelen geweest op ‘Arnold Cornelis’. En kwam o.a. op mijn website uit. Sindsdien zijn we goede bekenden van elkaar geworden en wisselen we allerlei kennis en ervaringen uit in waarnemingen doen en verandering teweeg brengen.  Ik vind hem een expert in het ‘in ogenschouw nemen’ van zaken en daar op een adequate manier op reageren, met vaak een verrassende aanpak. Hij  stuurde me vandaag zijn visie op professionele ruimte bij de politie. Die wil ik u niet onthouden.

Het is een weergave van een gesprek op de plaza van de Centrale Ondernemingsraad van de Politie, opgetekend door Esther Barfoot.

Wat bedoel je daarmee?

‘Ik ontmoet veel mensen die op hun eigen manier iets bijzonders doen: binnen de politieorganisatie of in de samenleving. Nu ik er oog voor heb, zie ik het overal terug. Ik heb er ook over gelezen bij beroemde ontdekkers, zoals Louis Pasteur. Het begint altijd met een koortsachtig zoeken naar iets, je weet niet wat, maar het laat je niet met rust. Gaandeweg vind je het en ontstaat er een evenwicht van denken en doen. En je wordt pas rustig als het af is. Maar nooit voor lang, want als gedreven mensen dat stadium bereiken, gaan ze weer op zoek naar iets nieuws. Dat geklets over meer professionele ruimte. Je moet het vanuit jezelf willen, dan is het goed.’

Ben jij zelf zo?

‘Of ik goed politiewerk doe, moeten anderen maar beslissen. Ik ben wel gedreven en autonoom. Ik hoor collega’s vaak zeggen: “Wat ik wil, kan niet.” Maar dat heb ik nou nooit. Als ik een politieauto nodig heb en er is er geen beschikbaar, dan gebruik ik mijn eigen auto of ik rijd met collega’s mee. Desnoods leen ik een auto van de gemeente of ik ga liften. Een keer was ik op werkbezoek in Brussel. De agent zei tegen mij: “We hebben hier ‘no go areas’.” Dat vond ik reuze interessant, dus ik vroeg of we er heen konden gaan. “Nee, dat is niet nu”, zei de agent, “maar ’s avonds.” “Kunnen we er dan vanavond heengaan? Waar is het?”, vroeg ik. “Ja, maar nu maak je het wel heel simpel”, zei de Belgische agent toen boos. Maar ik geloof dat het inderdaad zo simpel is. Wij maken dingen zelf nodeloos gecompliceerd. Een probleemsituatie of een probleemwijk is altijd anders als je er midden in staat. Vaak valt het dan mee. Als je maar echt contact maakt met de mensen. En bereid bent hard te werken.’

Hard te werken?

‘Ja, goed politiewerk betekent ook: jezelf ergens in durven gooien. Zo’n tien jaar lang was ik wijkagent in Velve-Lindenhof, een wijk in Enschede.  Ik begon er in 1997, een jaar na de ‘Miro-rellen’, waarbij jongeren met gestolen auto’s hadden gecrosst en ze in brand hadden gestoken. Mijn doel was om een gesprek aan te gaan met iedereen in de wijk. Collega’s zeiden: “Joh, dat gaat veel te lang duren, dat heeft geen zin.” Maar ik dacht: het duurt zolang het duurt, maar ik begin alvast. Ik begon bij de twee grote winkelcentra en vroeg: wat zijn uw problemen? Wat vindt u van de politie? Wat kan ik voor u doen? Daarna heb ik mezelf uitgenodigd bij het bejaardenhuis en bij de woningcorporaties, de wijkraad, de gemeente, heel veel bewoners en de begraafplaats. Overal werd ik met egards ontvangen. Ik was de eerste wijkagent die dat ooit had gedaan. Ik ben er zo’n anderhalf jaar mee bezig geweest. Vanwege de rellen waren er veel mensen uit de wijk vertrokken, maar de blijvers waren bereid de strijd aan te gaan. Dus vroeg ik: zullen we bij elkaar komen? Dat werd het afstemmingsoverleg: waarin we de problemen en de aanpak bespraken. Vanaf dat moment zijn we elke maand bij elkaar gekomen. Nu, 17 jaar later, doen ze dat nog steeds. Er waren vier koffieshops op 200 vierkante meter, die zijn nu weg. Het afstemmingsoverleg begon bij de grote problemen, toen de kleinere problemen en langzaam aan kwamen we bij de losliggende tegels. In zo’n wijk is permanente dijkbewaking nodig. Maar het betaalt zich terug; in betere woningen en een betere buurt.’

Vind je dat de organisatie dit werk ondersteunt?

‘De wijkagent doet heel wezenlijk werk voor de politie. Als een wijkagent goed werk doet, weet hij wanneer er onrust dreigt. Hij staat dicht bij de mensen, waardoor hij goed kan helpen bij preventie en bij de oplossing van problemen. Maar de organisatie ziet de wijkagent als een hele aparte discipline. Dat is een gemiste kans. Bovendien vind ik dat er in de organisatie verwarring heerst over professionaliteit. Iedereen wordt gezien als een professional. Maar laten we eerlijk zijn: je hebt de collega’s die zelfgedisciplineerd zijn en hun vak kundig uitvoeren, maar er zijn er ook die weinig zinnigs uit handen krijgen. Je moet de vaardige professional vooral zijn gang laten gaan, maar de andere collega’s hebben stevige discipline nodig. We praten steeds over de hark, maar veel collega’s hebben een schoffel nodig; om hard te werken.’

 

 

Follow blog by email